19 november 2009

Ernstig?

Vandaag kwam Juul thuis met het verhaal dat ze op school over ernstige ziekten hadden gesproken. Op mijn vraag wat ernstige ziekten waren, antwoordde ze resoluut; 'Kanker!'. En op mijn vraag of er nog meer ernstige ziekten zijn, had ze geen antwoord. De juf had gezegd dat je aan kanker dood kon gaan en dat had grote indruk gemaakt. Dus of de juf nou wel of geen andere ziekten had besproken, het woord bleef nagalmen in het hoofdje van onze kleine meid.
Sep deed zijn duit in het zakje door te vertellen dat er een opa van een klasgenoot kanker had en zo ontstond er een heel gesprek tussen die twee. Kanker werd gekoppeld aan dood en verderf. Als je kanker had, was je er geweest. Er werd besloten dat zij geen kanker zouden krijgen. 'Afgesproken Juul?' vroeg Sep. 'Beloofd' zei Juul plechtig. Sep benadrukte dat nog even door te zeggen; 'Beloofd is beloofd'. En dat was het einde van het gesprek. Er kon weer gespeeld worden.
Fietsend naar school vroeg Juul zich hardop af of er nog meer ernstige ziekten waren en zo ja, hoe zouden die dan heten? 'Mam, wat jij hebt, die ziekte, daar ga jij niet dood aan hoor'. Ik merkte dat ik niet zo'n zin had in dit gesprek en was eigenlijk opgelucht dat ze de eventuele ernst van mijn ziekte niet door had. Terug op de fiets van school naar huis moest ik denken aan mijn oude Oma. Na ruim zes weken kwam ze me bezoeken in het UMC in Utrecht. Ik had die dag, sinds weken vol van revalidatie, het leren leven met een steunhart en het accepteren van de hele situatie waarin ik beland was, de kracht om langer te wandelen dan gewoonlijk en was helemaal buiten bij de ingang van het ziekenhuis gekomen. De eerste frisse lucht sinds weken! Heerlijk! Terwijl ik stond te genieten van mijn moment kwam ze aanrijden met mijn moeder en tante. De auto werd geparkeerd, Oma uitgeladen en geen van drieën had in de gaten dat ik daar stond. Oma stak over van de auto naar de ingang van het ziekenhuis en liep me straal voorbij. 'Dag Oma' zei ik heel droogjes. Mijn Oma draaide zich om en keek me met grote ogen aan. 'Dag kind, ik dacht dat jij iets ERNSTIGS had!'
Ik heb haar vastgepakt, een dikke kus gegeven en gevraagd: 'Wie heeft u dat wijsgemaakt?'